Stelplicht en bewijslastverdeling

Cursusinformatie


Artikel 150 Rv is misschien wel het belangrijkste artikel uit Rechtsvordering. Het bepaalt niet alleen hoe de bewijslast tussen partijen moet worden verdeeld, maar is ook van betekenis op hetgeen door partijen moet worden gesteld. Daardoor is het artikel veelal van beslissende invloed op de uitkomst van een procedure. Niet alleen stellingname en tactiek zijn hierbij bepalend, maar ook het materiële recht van het geschil in kwestie. Kennis van deze gehéle materie is derhalve een must voor iedereen die contracten maakt of over aansprakelijkheidsclaims procedeert of adviseert.


In dit werkcollege worden de algemene uitgangspunten van artikel 149 en 150 Rv en uitzonderingen daarop stapsgewijs en helder uiteengezet. Een essentiële stap om u daarna duidelijk te maken wat de consequenties daarvan zijn voor de inrichting van uw processtukken en hoe u daarmee in concrete situaties het beste kunt omgaan.

Resultaat na deze cursus:

  • U begrijpt de regeling van art. 149 en 150 Rv (inclusief de omkeringsregel).
  • U herkent de materieelrechtelijke bepalingen waarin bewijslastverdeling aan de orde is.
  • U (her)kent de meest gemaakte fouten bij stelplicht en bewijslastverdeling.
  • U weet wat en waarom u moet “stellen” en wanneer u wat moet “bewijzen” en u kunt uw cliënt hierover adviseren.
  • U weet wanneer de rechter met “vermoedens” werkt en wat tegenbewijs inhoudt.

Onderwerpen:

  • Stelplicht en motiveringsplicht
  • bewijslastverdeling in het civiele proces (algemeen);
  • omkering van de bewijslast;
  • vermoedens en tegenbewijs;
  • bewijslastbepalingen in het Burgerlijk Wetboek.

De Juridische academie.